
Je kind kan niet slapen. En dat avond na avond. Je hebt van alles geprobeerd, maar zonder resultaat. Wees gerust. Je bent niet de enige. In mijn praktijk zie ik geregeld kinderen met hetzelfde probleem. Vooral het inslapen blijkt lastig. Gelukkig is er iets aan te doen.
De eerste stap? Achterhaal wat de reden is. Je plan van aanpak hangt namelijk af van de oorzaak. Is je kind bang? Heeft het een vol hoofd? Of is jullie avondritueel voor verbetering vatbaar?
Een angstig kind
Een kind dat bang is om te gaan slapen, voelt zich onveilig. Monsters onder het bed, poppen die gaan bewegen of angst om alleen te zijn: het komt allemaal voor. En waarschijnlijk maakt jouw geruststelling geen enkele indruk.
Als je wilt dat je kind rustig in slaap valt is de eerste stap om te zorgen dat hij zich veilig voelt. Hoe? Vraag waar je kind bang voor is. Misschien dat jullie samen een oplossing kunnen bedenken. De beste oplossingen zijn trouwens de ideeën die je kind zelf aandraagt. Soms is het genoeg om een lampje of (kast)deur open te laten of om een knuffel ‘op wacht’ te zetten.
Stappenplan
Is dat niet voldoende? Dan werk je met een stappenplan om de angst het hoofd te bieden.
- Zorg dat je kind uitgerust is.
Een open deur. Maar stappen willen zetten met een kind dat moe is , is bij voorbaat kansloos. Slaapt je kind wel goed in jouw bed? Of als je naast hem zit? Dan laat je dit toe tot je kind weer is uitgerust. - Betrek je kind in het plan.
Leg uit dat je begrijpt dat je kind zich nog onveilig voelt in zijn eigen kamer. Vertel dat je hem gunt dat zijn kamer weer een plek wordt waar hij lekker slaapt. En spreek je vertrouwen uit in een succesvolle aanpak. Liefst vanuit een eerdere succeservaring op een ander gebied. - Deel het eindresultaat op in kleine stappen.
Je wilt dat je kind uiteindelijk de hele nacht in zijn eigen bed blijft slapen. Om daar te komen begin je klein. Heel klein. Je vraagt je kind hoe lang het wél alleen in zijn kamer durft te zijn. 30 seconden? 1 minuut? Luister naar wat je kind aangeeft. Dát volg je. Lastig? Ja zeker, want jij vindt het waarschijnlijk veel te kort. Toch wil ik je vragen om te doen wat je kind zegt. Sterker nog: je komt vóór de aangegeven tijd weer zijn kamer in.
Een voorbeeld
Je kind denkt 1 minuut aan te kunnen. Jullie zetten het klokje, je gaat weg… en je bent na 50 seconden weer terug. Ging dat goed? Vraag hoe je kind dat voor elkaar kreeg. Door de succeservaring groot te maken en je kind te vragen hoe hem dat gelukt is, maak je hem bewust van zijn eigen rol in het succes.
Je vraagt opnieuw wat je kind denkt aan te kunnen. Weer 1 minuut? Prima. Dan ben je weer na 50 seconden bij hem. En weer maak je het succes groot en vraag je hoe dit lukte. Deze stappen herhaal je. Zet humor in en maak er een spelletje van, dat werkt ontzettend krachtig. (‘Jeetje, het lukte jou 30 seconden! Toen ik zo oud was als jij durfde ik dat maar 10 seconden. Wat stoer!’). Grote kans dat je kind een stapje verder wil gaan. Houd het steeds luchtig en blijf altijd volgen wat je kind zegt aan te kunnen. Zo krijgt je kind er vertrouwen in dat jij er bent als hij je nodig heeft.
De 1e dag heb je waarschijnlijk slechts een hele kleine opbouw qua tijd en ben je vooral veel heen en weer aan het lopen. De 2e dag doe je hetzelfde. Jouw kind houdt de regie. Jij volgt. Grote kans dat je alweer wat verder eindigt dan op de 1e dag. Zo bouw je dit dag na dag op. In het begin zal dat per 1 of 2 minuten zijn. Vaak zie je dat als een kind het 10 minuten volhoudt, dat je dan kunt opbouwen met 3 of 4 minuten erbij. En dan gaat het snel en komt het moment dat je kind al slaapt als jij zijn kamer inloopt. Houd wel in de gaten dat je er áltijd eerder bent dan de afgesproken tijd. Doe je dat 1x niet? Dan is het vertrouwen van je kind weg. En ben je waarschijnlijk terug bij af.
Help! Een terugval
Jullie waren zo ver dat je kind ½ uur alleen kon zijn. Maar nu valt je kind terug. Wat nu? Heel simpel: je gaat mee terug. Zeg niet dat je kind dat halve uur echt wel kan. Het enige dat je daarmee bereikt is weerstand en een gevoel van onveiligheid. Volg je je kind, dan zul je zien dat hij/zij al snel weer terug is op dat ½ uur en dan verder durft uit te bouwen.
Je kind kan niet klokkijken
Als je kind niet kan klokkijken, pak je het anders aan. Je legt uit dat je graag wilt dat je kind zich fijn voelt in zijn eigen bed. En dat je hem daarbij gaat helpen. Je vertelt dat je naast zijn bed komt zitten en dat je tussendoor niet met hem praat, maar wel aanwezig bent. Vertel dat je na 5 minuutjes zitten, 20 tellen weggaat en dan weer terugkomt. Is 20 seconden voor jouw kind te lang, dan maak je de stap nog wat kleiner.
Als je na 5 minuten de kamer uitstapt, meld je dat je 20 tellen weg bent. Als je weer terug bent, zeg je niets maar ga je weer naast je kind zitten. Op het moment dat je merkt dat je kind die 20 seconden aankan, maak je er 30 van. Meld dat je de kamer verlaat, zeg niets als je weer binnenstapt. Zorg dat je altijd vóór de afgesproken tijd weer verschijnt. Door liefdevol in stilte aanwezig te zijn, ervaart je kind jouw steun en voelt hij zich veilig, maar voorkom je dat je kind gesprekken gaat voeren, waardoor het inslapen nog lastiger wordt.
Een vol hoofd of een onrustig lijf
Heeft jouw kind een vol hoofd? Of is het van nature erg beweeglijk en onrustig? Dan vind je hieronder een aantal tips die je kunt toepassen om te zorgen dat je kind wél lekker gaat slapen.
- laat je kind overdag veel bewegen.
Laat je kind lekker buitenspelen en actief zijn. Beweging zorgt ervoor dat het lichaam tot rust komt en dat spanning zich ontlaadt op een gezonde manier. Zo komen hoofd en lijf in balans en zal het inslapen makkelijker gaan. - sluit de dag rustig af.
Geen schermtijd meer na het eten, maar een rustig muziekje of een boek. Of een ‘kletskwartiertje’ waarin je samen de dag doorneemt. Luister bewust en wees er met je volle aandacht bij. Zorg dat je zelf ook rust uitstraalt en niet met andere dingen bezig bent. Douchen of een massage helpt vaak ook goed. Neem ruim de tijd voor de overgang van actie naar slapengaan. - houd vaste bedtijden aan.
Leg je kind op bed als het moe is. Niet eerder. Niet later. Klinkt als een open deur, maar is wel belangrijk. En houd daarbij vaste bedtijden aan. Een kind dat nog niet moe is, zal sowieso niet in slaap komen. Een kind dat té moe is, raakt mogelijk overstuur. - let op de temperatuur in de slaapkamer.
Een goede temperatuur ligt tussen de 16-18 graden Celsius. Een kamer die te warm of te koud is, bemoeilijkt het inslapen.
Overprikkeling
Is je kind nog niet moe waardoor het nog actief is? Of is het volledig overprikkeld en daardoor onrustig? Soms is dat onderscheid lastig te maken, omdat je kind nog volop actief is. Je kunt het verschil tussen die twee zien door je kind de dagen daarna in de gaten te houden. Heeft hij een kort lontje? Grote kans dat hij wél moe was, maar door overprikkeling nog erg actief. In dat geval, verleg je zijn bedtijd naar voren. Die tijd neem je als vaste tijd. Je zult zien dat je kind na een tijdje makkelijker gaat slapen.